Soms snuffel je eens in je eigen boekenkast rond om te zien wat voor leuke dingen daar zoal te vinden zijn. Op die manier kwam ik een vijfde editie van Pallieter tegen. Het boek is niet alleen geregeld te vinden op de lijst van 1001 Books You Must Read Before You Die, maar de marketing was indertijd subliem. In 1920 door de kerk verboden, en aangeprezen met amusante verwijzingen naar het comme il faut: “Vlaamsche boeken zijn in de kringen waar men op gehalte en letterkundig fatsoen gesteld is a priori verdacht, want men vreest als men ze openslaat een ranzig pallieterluchtje op te snuiven, hetgeen men niet zonder goede gronden schuwt gelijk den droes” (Jan Greshof, Forum, jaargang 1, 1932). Zo’n ranzig pallieterluchtje klinkt behoorlijk interessant, nietwaar?
Al die lof ten spijt is het verhaal geen havik die niet-aflatend op wolkenhoogte blijft rondzweven. Bedenk immers, dat ook een havik zo nu en dan verrekte hard omlaag moet duiken om zijn prooi te vangen. Niet Pallieter. Lijk het blije varken van Socrates blundert hij gelukzalig door het leven. Zijn karakter wordt uitstekend getypeerd tijdens het snoeien van een perenboom. Daardoor ziet hij “een rondeken jong spekvleesch van den [perelaar]. En Pallieter, die dat zag, lachte luid den gelukkigen lach van een kind.” Ook is het een wonder — pardon, een mirakel — dat dit overgroeide biggetje het geld heeft om al zijn extravagante uitspattingen te bekostigen. Zijn appeltje voor de dorst heeft hij ten slotte thuis al opgegeten.
In pakweg het eerste derde deel van het boek verlekkerde ik me aan het taalgebruik, maar de aardigheid nam na enige gewenning vrij snel af. Pallieter wordt omschreven als een streekroman, maar het heeft niets van doen met een Merijntje Gijzens of Bartje. Pallieter is een Adam in zijn Hof van Eden, of liever gezegd zijn Netheland — neen, toch liever het luilekkerland Arcadia. Het enige dat hij ooit geschreven heeft is carpe diem, zij het in het Nederlands: “Melk den dag!” Een vertelling vibreert gewoonlijk ietwat omhoog en omlaag, zij het emotioneel, zij het qua actie, maar Pallieter blijft als een storm zonder oog de lezer ranselen. Bijgevolg ervoer ik met name gedurende de laatste vijftig bladzijden een lineaire afname van het leesgenot, want de niet aflatende leutigheid en feeststemming zijn uiteindelijk bovenal vermoeiend.
Felix Timmermans (1916), Pallieter.
★★½